Perspectief op het financieel meerjarenbeeld

Autonome en overige financiële ontwikkelingen

Autonome ontwikkelingen

Gemeentefonds
Het voordeel op het gemeentefonds komt voort uit de september- en decembercirculaire 2023. Als gevolg van wijzigingen in de uitkeringsfactor en actualisatie van de maatstaven ontstaat een voordeel van ruim € 1 miljoen in 2025, € 0,7 miljoen in 2026 en € 6 miljoen vanaf 2027. Vanaf 2027 groeit het accres (toename van de algemene uitkering) mee met de groei van het bbp. Het voordeel in 2027 ontstaat doordat in de septembercirculaire de indices van de nieuwe bbp-systematiek zijn opgenomen, wat leidt tot landelijk € 556 miljoen meer volumeaccres voor 2027 dan waarop in de Begroting 2024 was gerekend. Daarnaast wordt het accres geïndexeerd. Vanaf 2025 levert dit een stijging van circa € 17 miljoen op ter (gedeeltelijke) dekking van de indexaties en areale stijgingen die in onze begroting aan de lastenkant worden opgenomen. Een aantal nieuwe taakmutaties en (aanpassingen in) decentralisatie-uitkeringen wordt met andere programma's verrekend. Zoals in het vorige hoofdstuk aangegeven, zijn daarnaast de afspraken uit de Voorjaarsnota over de invoering van de bbp-systematiek per 2024, de afschaffing van de oploop van de opschalingskorting vanaf 2026 en de indexatie van de Wmo binnen het gemeentefonds vanaf 2026 in deze Perspectiefnota verwerkt.

In de Begroting 2024 is nog uitgegaan van invoering van het nieuwe verdeelmodel beschermd wonen per 2025. Arnhem houdt in deze Perspectiefnota echter rekening met de invoering van het nieuwe verdeelmodel voor beschermd wonen per 2026. Op 28 maart 2024 is namelijk bekend geworden dat er geen tijdige besluitvorming kan plaatsvinden over het woonplaatsbeginsel, waardoor de invoering van het nieuwe verdeelmodel opnieuw met een jaar wordt uitgesteld naar 2026. In de huidige Begroting 2024 is het model in de jaren 2025, 2026 en 2027 verwerkt. In deze Perspectiefnota 2025-2028 betekent dit dat het oplopende nadeel wordt verschoven naar de jaren 2026, 2027 en 2028 en in de jaren daarna verder oploopt. Daarnaast is de berekening van de effecten van het nieuwe verdeelmodel beschermd wonen geactualiseerd. Er wordt een daling voorzien van aantallen en budgetten met de invoering van het objectieve verdeelmodel. Dit geeft een positief voordeel van € 1,7 miljoen voor 2025 en verder en verlaagt het negatieve effect van het objectieve verdeelmodel.

Nominaal en areaal
Op 22 februari is het Centraal Economisch Plan (CEP) gepubliceerd. Mede op basis hiervan wordt de loon- en prijsontwikkeling van de Arnhemse begroting geraamd. Daarnaast wordt op basis van de groei van de stad de volumeontwikkeling (areaalontwikkeling) van de begroting berekend. In totaal bedraagt de loon-, prijs- en volumeontwikkeling structureel € 27,5 miljoen vanaf 2025. In de Begroting 2024 was een stelpost opgenomen van € 1,0 miljoen structureel vanaf 2025. Met de onderstaande indexatie kan deze stelpost vrijvallen.

Indexatie Perspectiefnota
(bedragen x € 1 miljoen)

2025

2026

2027

2028

CAO 2024 eigen ambtenaren

1,9

1,9

1,9

1,9

Loon- en prijsontwikkeling 2025

23,1

23,1

23,1

23,1

Areaalontwikkeling 2025

2,5

2,5

2,5

2,5

Totaal

27,5

27,5

27,5

27,5

CAO 2024 eigen ambtenaren
In de begroting 2024 is rekening gehouden met een loonontwikkeling voor het eigen personeel van 5,2 % op basis van het CEP 2023. In het najaar van 2023 is een nieuwe CAO afgesloten. Hierdoor komt de ontwikkeling van de loonsom uit op 7,2%. Hierdoor moet voor 2025 € 1,9 miljoen aanvullend op de loonkosten geïndexeerd worden.

Loon- en prijsontwikkeling 2025
De loon- en prijsontwikkeling voor 2025 komt uit op € 23,1 miljoen. Deze is als volgt opgebouwd:

Loon- en prijsontwikkeling 2025 (bedragen x € 1 miljoen)

2025

2026

2027

2028

CAO 2025 eigen ambtenaren

4,7

4,7

4,6

4,6

Zorgcontracten

7,8

7,8

7,8

7,8

Onderhoud Openbare Ruimte

2,5

2,5

2,5

2,2

Subsidies Zorg en Welzijn

1,3

1,3

1,3

1,3

Subsidies Cultuur

0,8

0,8

0,8

0,8

Subsidies Sport

0,6

0,6

0,6

0,6

Subsidies Onderwijs

0,2

0,2

0,2

0,2

Subsidies Overig

0,3

0,2

0,3

0,3

Gemeenschappelijke Regelingen

2,7

2,7

2,7

2,7

Overig

2,2

2,3

2,3

2,6

Totaal

23,1

23,1

23,1

23,1

CAO 2025 eigen ambtenaren
Het CPB raamt in het CEP een loonontwikkeling voor de sector overheid van 4,4%. Aangezien de CAO gemeenteambtenaren tot 31 maart 2025 loopt, nemen we de raming van het CEP over. De loonontwikkeling voor 2025 komt daardoor uit op circa € 4,7 miljoen.

Zorgcontracten
Met ingang van 2024 zijn er nieuwe regels rond de indexering van zorgcontracten. Nieuwe contracten worden geïndexeerd met 90% Overheidsbijdrage in de Arbeidskostenontwikkeling (OVA) en 10% Prijs Particuliere Consumptie (PCC) die wordt aangevuld met een verrekening van het verschil tussen de voorlopige en definitieve raming van de OVA en de PCC van het voorgaande jaar. In de raming voor deze Perspectiefnota is gerekend met een OVA van 4,9% en een PCC van 2,5%. Daarmee komt de gecombineerde index uit op 4,7%.
Over de komende drie jaar zullen geleidelijk alle zorgcontracten onder het nieuwe indexeringsregime gaan vallen. Voor de raming nu nemen we aan dat het nadeel van de verrekening van de index van vorig jaar en het voordeel van de oude indexering (75% OVA en 25% consumentenprijsindex (CPI)) tegen elkaar opwegen. Hiermee komt de raming voor de indexering van de zorgcontracten uit op € 7,8 miljoen.

Onderhoud Openbare Ruimte
Voor de raming van de ontwikkeling van het onderhoud in de openbare ruimte gebruiken we sinds enkele jaren de BDB-index grond-, weg- en waterbouw onderhoud (GWWo). Deze raming is voor 2025 met 7,6% fors hoger dan de index van vorig jaar (4,9%). Hierdoor komt de ontwikkeling van de kosten voor onderhoud in de openbare ruimte uit op € 2,5 miljoen.

Subsidies
De afgelopen jaren zijn de subsidies allen op dezelfde wijze geïndexeerd, namelijk met een samengesteld percentage dat voor 58% bepaald wordt door de loonontwikkeling en voor 42% door de prijsontwikkeling. De generieke wijze waarop de begrotingssubsidies tot op heden werden geïndexeerd sluit niet (meer) aan bij de kostenstructuur van veel subsidieontvangers. Met name subsidieontvangers op het gebied van zorg en welzijn hebben in verhouding veel meer personeelskosten dan overige kosten. Het hanteren van één indexeringspercentage voor alle subsidieontvangers is daarmee niet passend. Om een beter passende systematiek voor het indexeren van subsidies te maken, wordt gediversifieerd in de verhouding loon- en prijsontwikkeling tussen verschillende categorieën subsidieontvangers. Om niet nog een extra complexiteit aan het indexeringsmodel toe te voegen, zullen voor alle subsidies dezelfde percentages voor loon- en prijsontwikkeling gehanteerd worden. Dit zijn dezelfde indexen die al gebruikt worden voor indexatie van de budgetten van de eigen organisatie, namelijk de loonvoet sector overheid en de index materiële overheidsconsumptie (IMOC). Er worden vijf verschillende categorieën gebruikt: zorg en welzijn, cultuur, sport, onderwijs en overig.
Voor de verhouding loon/prijs wordt voor zorg en welzijn aangesloten bij de verhouding die voor de zorgcontracten wordt gehanteerd, 90/10. Voor cultuur en sport is op basis van de jaarrekeningen van de afgelopen jaren gekeken naar de verhouding tussen personeelslasten en overige lasten. Deze bleek voor beide categorieën gemiddeld 45/55 te zijn. Voor onderwijs en overig wordt uitgegaan van de basisverhouding van 60% loonontwikkeling en 40% prijsontwikkeling. De loonvoet sector overheid is in het CEP geraamd op 4,4% en de IMOC op 2,2%. Daarmee volgen de onderstaande percentages per subsidiecategorie en bijbehorende indexatie.

Categorie

Verhouding

Percentage

Indexatie

Zorg en Welzijn

90% CAO Gem. 10% IMOC

4,2%

€ 1,3 miljoen

Cultuur

45% CAO Gem. 55% IMOC

3,2%

€ 0,8 miljoen

Sport

45% CAO Gem. 55% IMOC

3,2%

€ 0,6 miljoen

Onderwijs

60% CAO Gem. 40% IMOC

3,5%

€ 0,2 miljoen

Overig

60% CAO Gem. 40% IMOC

3,5%

€ 0,3 miljoen

Totaal

€ 3,2 miljoen

Op basis van de toezegging bij de Begroting 2024 zullen de subsidiepartijen na vaststelling van de Perspectiefnota 2025 op de hoogte gesteld worden van deze indexatie, zodat zij hier bij het opstellen van hun begrotingen rekening mee kunnen houden. De huurverhoging die voor 2025 in rekening wordt gebracht aan subsidiepartners die vastgoed van ons huren, bedraagt 3,2% of 3,8% (afhankelijk van maand- of jaarbetaling). Deze indexatie ligt in lijn met de indexatie van hun subsidie.

Gemeenschappelijke regelingen
De indexatie van de gemeenschappelijke regelingen wordt per regeling, met het vaststellen van hun begroting door de deelnemers, bepaald. Deze begrotingen zijn nu nog in voorbereiding, waardoor er in deze Perspectiefnota alleen een globale raming van de indexatie van gemeenschappelijke regelingen kan worden gemaakt. Hiervoor worden de totale lasten die begroot zijn als bijdrage aan gemeenschappelijke regelingen verhoogd met 3,5% (60/40, loonvoet sector overheid / IMOC). Hiermee komt de raming voor de indexatie voor gemeenschappelijke regelingen uit op € 2,7 miljoen. Bij de besprekingen in de besturen van de gemeenschappelijke regelingen over de ontwerpbegrotingen wordt ingezet op een loon- en prijsontwikkeling van gemiddeld 3,5%. Vanaf volgend jaar wordt er bij de gemeenschappelijke regelingen op gestuurd dat de indexatie maximaal aansluit bij de dekking die de deelnemers hiervoor ontvangen vanuit het gemeentefonds.

Overig
In de post overig zijn budgetten opgenomen die worden geïndexeerd met de IMOC (2,2%), CPI (2,8%) en de cao-ontwikkeling van de marktsector (3,8%). Onder andere algemene inkoopbudgetten die niet vallen onder openbare ruimte of zorg worden geïndexeerd met de IMOC. Dit is met € 1,8 miljoen het grootste deel van ‘Overig’. Het restant wordt onder andere gevormd door bijvoorbeeld representatiekosten die worden geïndexeerd met de CPI en inhuur die geïndexeerd wordt met de cao-ontwikkeling van de marktsector.

Areaalontwikkeling 2025
In de begroting worden de budgetten die gevoelig zijn voor de groei van de stad geïndexeerd met de groei van het aantal inwoners of de groei van het aantal woningen. In de prognose groeit het aantal inwoners in 2025 met 1,0% en het aantal woningen met 0,9%. Om de verschillende budgetten in de begroting hierop aan te passen is een indexatie van € 2,5 miljoen nodig.

Meerjareninvesteringsplanning (MIP)
Op basis van de realisatie over 2023 zijn de planningen van de investeringsprojecten in het MIP geactualiseerd. Hierdoor verschuift de realisatie van een aantal projecten naar een later jaar. Dit kan diverse oorzaken hebben, zoals personele wisselingen of knelpunten in de capaciteit. In lijn met motie 21M247 (Stijging bouwkosten volledig opnemen in begroting) zijn de projectuitgaven ook geïndexeerd. Hiervoor zijn drie verschillende indices gebruikt, namelijk de index Schoolgebouwen nieuwbouw (2,7%), Grond-, weg- en waterbouw nieuwbouw (4,6%) en Bedrijfsgebouwen nieuwbouw (1,6%). Voor de indexering moet in 2025 € 0,2 miljoen gereserveerd worden, oplopend tot € 0,4 miljoen in 2028. In deze reeks actualisatie MIP zijn geen nieuwe investeringen opgenomen.
Voor alle investeringsprojecten wordt een realistische planning gemaakt. Door onvoorziene omstandigheden wordt in een aantal gevallen deze planning niet gehaald. Vooraf valt niet te zeggen welke projecten dit betreft. Door de vele investeringsprojecten die lopen, is het op basis van ervaring, echter wel een zekerheid dat dit bij een aantal projecten zal gebeuren. Projecten die later dan oorspronkelijk gepland afgerond worden, worden later geactiveerd, waardoor de kapitaallasten in de begroting naar achteren schuiven. Hier wordt sinds een aantal jaar rekening mee gehouden door een deel planningsrealisme in te ramen. Voor het gehele MIP is het planningsrealisme opnieuw geraamd. Hiervoor wordt een aflopende reeks van 70%, 50% en 30% voor de verwachte onderuitputting van de kapitaallasten geraamd. Dit geeft een voordeel voor het financieel beeld van € 0,5 miljoen in 2025, € 0,9 miljoen in 2026 en € 1,4 miljoen in 2027. Het voordeel ontstaat doordat de reeks die vorig jaar is ingeboekt de jaren 2024, 2025 en 2026 betrof. Voor 2025, 2026 en 2027 wordt nu dus een groter deel aan onderuitputting geraamd. Voor 2025 en 2026 wordt het bedrag voor planningsrealisme mede verhoogd als gevolg dan de indexering van het MIP.

Rentebuffer
Op dit moment is in de begroting vanaf 2027 een structurele rentebuffer van € 1,0 miljoen opgenomen om bovenmatige rentestijgingen op te vangen. Afgelopen jaren is deze steeds in het voorlaatste begrotingsjaar vrijgevallen. Ook is het nooit nodig gebleken dat deze buffer ingezet werd. Een buffer in het laatste begrotingsjaar is daarnaast ook niet logisch om een risico op een rentestijging mee af te dekken. Wanneer de rente harder stijgt dan in de begroting geraamd, stijgen de rentelasten van de gemeente vrijwel direct doordat elk jaar een deel van de schulden geherfinancierd moet worden. Daarom is het logischer om hiervoor een risico van ongeveer € 1,0 miljoen in het gemeentebrede risicoprofiel op te nemen. Jaarlijks moet namelijk circa € 50 miljoen aan schulden geherfinancierd worden. Wanneer de rente daarvoor 2 procentpunt hoger uitvalt dan het percentage waarvan in de begroting werd uitgegaan, bedragen de extra rentelasten € 1,0 miljoen. Door het opnemen van dit risico kan de buffer in de exploitatie vrijvallen.

Gemeentelijke belastingen
OZB
Afgesproken is dat de opbrengsten OZB, exclusief areaalontwikkeling, jaarlijks met 5% stijgen ter dekking van de stijging van lonen en prijzen en andere bestedingsdoelen. De aanvullende indexatie bovenop de inflatiecorrectie is in de Begroting 2023 reeds cumulatief verwerkt voor de jaarschijven 2023-2026. Voor 2027 en 2028 wordt deze aanvullende indexatie in de Begroting 2025 verwerkt, dat vooralsnog in lijn ligt met het huidige beleid van een jaarlijkse stijging van 5%. Voor 2027 betekent dit een bedrag van € 1.450.000, voor 2028 een bedrag van € 2.900.000. Het deel dat specifiek is bedoeld voor inflatiecorrectie wordt jaarlijks met een gelijkblijvende reeks in de begroting opgenomen. Voor 2025 betreft dit een bedrag van € 1.648.500 structureel. Uitgangspunt is om net als vorig jaar een totale stijging van 5% van de opbrengsten OZB te realiseren.
De opbrengsten OZB worden geraamd op het aantal woningen inclusief de groei die hierin in de komende jaren verwacht wordt. Voor deze zogenaamde areaalontwikkeling is meerjarig een extra opbrengst OZB in de begroting opgenomen. Jaarlijks wordt beoordeeld of de geraamde extra opbrengsten naar boven of beneden bijgesteld moeten worden op basis van actuele gegevens over de ontwikkeling van de woningbouwvoorraad. De areaalontwikkeling 2024 blijft achter bij waar in de Begroting 2024 van uit is gegaan. De geraamde opbrengsten OZB worden daarom vanaf 2024 structureel met € 141.500 naar beneden bijgesteld. Voor areaalontwikkeling 2025 worden de opbrengsten OZB vanaf 2025 structureel met € 180.000 verhoogd (per saldo € 38.500).

Reëel ramen vennootschapsbelasting
De Belastingdienst legt jaarlijks eind januari al een voorlopige aanslag op waarbij gekeken wordt naar de Vpb-aangiften in de eerdere jaren. In 2023 zijn de tarieven voor de parkeergarages verhoogd waardoor de inkomsten vanuit de parkeerbelasting toegenomen zijn. Hierdoor is een verschil ontstaan met de door de Belastingdienst ingeschatte voorlopige aanslag uit januari 2023 en de werkelijke realisatie over 2023. Dit heeft een structureel nadelig effect op de te betalen vennootschapsbelasting.

Reëel ramen toeristenbelasting
Bij de Begroting 2024 hebben we de begrote opbrengsten uit toeristenbelasting structureel verhoogd naar € 1,2 miljoen op basis van de hogere aantallen over 2022 (gecombineerd met de hogere tarieven met ingang van 2023). We zijn toen aan de voorzichtige kant gaan zitten. Op basis van de definitief gerealiseerde aantallen over 2022 en het hogere tarief is de verwachting dat de opbrengst uitkomt op € 1,3 miljoen. Uit voorlopige CBS cijfers over het aantal overnachtingen in Gelderland in 2023 blijkt dat het niveau van 2022 ook in 2023 (meer dan) gerealiseerd wordt. Het hogere aantal overnachtingen lijkt hiermee structureel van aard te zijn, waarmee het ook reëel wordt geacht om vanaf 2024 de opbrengsten uit toeristenbelasting structureel met € 100.000 te verhogen.

Reëel ramen bestuurlijke boetes brandbeveiligingsverordening
In de begroting 2017 is een structurele baat opgenomen van € 51.500 als gevolg van de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete conform de brandbeveiligingsverordening. Deze boete is echter de afgelopen jaren nooit opgelegd omdat deze boete in de praktijk niet noodzakelijk geacht wordt. Bijvoorbeeld in geval van omissies bij evenementen, vinden de evenementen geen doorgang. Daarnaast worden er andere handhavingsinstrumenten toegepast zoals bijvoorbeeld dwangsom en bestuursdwang, waardoor de bestuurlijke boete uit hoofde van de brandbeveiligingsverordening niet opgelegd wordt. De brandbeveiligingsverordening kan inmiddels komen te vervallen omdat zaken die daarin worden geregeld op andere plekken zijn geregeld. Er wordt in de gemeentelijke begroting dan ook ten onrechte rekening gehouden met deze ontvangsten. We stellen daarom voor deze baat te verwijderen.

Reëel ramen subsidie Eusebius
In de begroting is voor de subsidie aan de Eusebius rekening gehouden met een hoger bedrag dan werkelijk nodig is. Het overbodige deel kan structureel vrijvallen.

Deze pagina is gebouwd op 06/21/2024 08:44:31 met de export van 06/21/2024 08:40:17