Home

Opties voor fundamentele bijsturing

Transformatie sociaal domein: doorbreek de patronen

Onze stad groeit en vergrijst in toenemende mate en de verwachting is dat het beroep op de sociale voorzieningen in de komende jaren verder toeneemt. Wij willen dat onze inwoners die de zorg en ondersteuning het meest nodig hebben, ook in de toekomst toegang blijven houden tot goede en betaalbare voorzieningen. Dat jongeren opgroeien met perspectief en alle Arnhemmers kunnen rekenen op bestaanszekerheid om zo de tweedeling tussen arm en rijk te doorbreken. Dat is een zeer belangrijke inhoudelijke drijfveer om onze huidige inrichting van het sociaal domein te beschouwen en ons af te vragen of we dit zo waar kunnen (blijven) maken.

Daarnaast staat alles wat we doen rondom werk, participatie, zelfredzaamheid, zorg en welzijn op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning, Jeugdwet, Participatiewet, Wet  gemeentelijke schuldhulpverlening, jongerenwerk en de Wet Inburgering 2021 ook onder grote druk door oplopende kosten. Ook hebben we te maken met personeelstekorten, wachtlijsten in de zorg, volumeontwikkeling in de zorg en jeugdzorg, een toename van het aantal ouderen, een groter beroep op mantelzorgers en complexe en dringende vraagstukken rondom bestaanszekerheid. Al deze ontwikkelingen vinden plaats in een snel veranderende samenleving waarin het vertrouwen van inwoners in de overheid afneemt en mensen verstrikt raken in systemen. We zien daarbij dat met name de meest kwetsbare inwoners verder achteropraken en niet altijd bij ons aankloppen voor hulp en/of ondersteuning. Dit terwijl we er juist voor deze groep inwoners willen zijn.

Al deze inhoudelijke uitdagingen bestaan met en naast grote financiële uitdagingen. Dit geldt voor alle gemeentes in Nederland. Voor het jaar 2025 is het ons gelukt om slechts beperkt in te grijpen in onze voorzieningen. Vanaf 2026 is de opgave echter groter en is er meer nodig. Willen we als Arnhem ons sociaal domein zowel toekomstbestendig als betaalbaar houden dan zullen we met elkaar het tij moeten keren. Dit vraagt dus om anders kijken en anders samenwerken, van onszelf als gemeente en ook van onze partners. Een opgave die vraagt om focus en slagkracht. Focus in wat we wel doen en daarmee ook in wat we niet meer, minder, later of anders gaan doen.  We moeten nu keuzes maken:

  • Welke Arnhemmers hebben het ons meest nodig?
  • Wat betekent dat voor onze toegang tot en hulp en ondersteuning binnen het sociaal domein?
  • Welke basis willen we alle Arnhemmers bieden?
  • Op welke gebieden richten we ons?
  • Hoe kunnen we succesvol transformeren?

Versnelling op de uitvoering visie “Sociaal Domein in Beweging” gewenst
In 2021 heeft de raad de Visie “Sociaal Domein in Beweging” vastgesteld. Een visie die richting geeft aan onze doelstellingen en van waaruit we werken gebiedsgericht met de focus op preventie en maatwerk. Ook het Integraal Zorgakkoord (IZA) en Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) geven duidelijk richting als het gaat om preventie, wijknetwerken (terugbrengen van aantal aanbieders in de wijk) en de aanpak van complexe zorgvragen (betere samenwerking tussen aanbieders). Nu is, in hoge mate ingegeven door de maatschappelijke veranderingen maar ook door een financiële urgentie, een actualisering en fikse versnelling op uitvoering van deze visie nodig. Dit vraagt om scherpe beleidskeuzes en een andere manier van werken. Het terugdringen van negatieve prikkels als gevolg van marktwerking is daarbij een belangrijk uitgangspunt.

Het college wil bij de bespreking van de Perspectiefnota met de Raad in gesprek over enkele denkrichtingen om bovenstaand samenstel aan uitdagingen te lijf te gaan. Denkrichtingen, om te komen tot “een andere manier van werken en scherpere keuzes” en op termijn mogelijk  besparingen of minder meerkosten te realiseren. Denkrichtingen die na het gesprek met de Raad richting geven aan de gewenste doorontwikkeling op het sociaal domein.

Denkrichting 1:  We zijn er voor die Arnhemmers die onze zorg of ondersteuning het meeste nodig hebben
Uit een eerdere analyse blijkt dat van alle inwoners, die wij helpen in het sociaal domein, 80 procent een relatief eenvoudige vraag heeft die we goed kunnen oplossen met onze dienstverlening (uitgaande van het sociaal domein als werk & inkomen en zorg). Bij circa 10 procent zien we zodanig complexe multiproblematiek dat wij geen passende oplossing kunnen bieden. Niet passende oplossingen kunnen zelfs contraproductief werken voor inwoners. Bijvoorbeeld als er veel verschillende en wisselende hulpverleners betrokken raken en het hen toch niet lukt om tot passende oplossingen te komen. Waardoor de stress en in veel gevallen ook het wantrouwen richting overheid toeneemt.  Bij de overige 10 procent zien we dat een deel van inwoners overvragen. Zij stellen dat zij een algemeen recht hebben op zorg(producten), ook als dat niet direct passend of nodig is. Of het zijn inwoners waarbij we zien dat zij het ook zelf zouden kunnen regelen. Bijvoorbeeld door zelf hulp in de huishouding te betalen bij voldoende inkomen, in plaats van een beroep te doen om de Wmo. We zien ook dat vaker een beroep gedaan wordt op (jeugd)zorg terwijl problemen ook met een andere aanpak kunnen worden verholpen. Ter illustratie: in de jeugdzorg zien we dat begin deze eeuw 1 op de 27 kinderen een vorm van jeugdzorg kreeg. Nu gaat dat om 1 op de 7 kinderen. Ook wordt er vaker en sneller zorg of ondersteuning ingezet bij gedrag dat wordt gezien als ‘opvallend’ of ‘afwijkend’.

Uitgaande van bovenstaande 10-80-10 indeling, kunnen we onze inzet in het sociaal domein anders inrichten. Bijvoorbeeld door de 10 procent die overvraagt of ook verder kan zonder hulp niet (bij alle hulpvragen) te helpen (mogelijke besparing). En door de hulp aan de 80 procent met een eenvoudige vraag efficiënter in te richten en nog meer te standaardiseren. Vanuit de gedachte dat we daarmee tijd en geld besparen. Voor de 10 procent van de mensen met complexe problematiek is een aparte aanpak nodig. Hiervoor hebben professionals meer tijd nodig, zodat ze inwoners aan de hand kunnen nemen en niet loslaten tot er een oplossing is. Tegelijkertijd zien wij dat ons sociaal domein in de breedte (van werk tot welzijn tot zorg) voor deze groep mensen niet altijd effectief werkt. Met vele doorverwijzers, toegangen en loketten naar het sociaal domein wordt een hoge drempel ervaren naar het vinden van de juiste hulp. Voor inwoners die zelf geen vraag kunnen formuleren of de weg niet weten te vinden in het systeem kunnen we daardoor minder goed hulp bieden. Ook omdat het systeem nu vaak werkt vanuit een geformuleerde hulpvraag door een inwoner.  Als wij de meest kwetsbare inwoners willen helpen, dan vraagt dat een kritische blik naar hoe wij onze toegang organiseren. Niet alleen met een integrale (interne) samenwerking die uitgaat van het perspectief van de inwoner (bijvoorbeeld met meer centrale toegang of dat het niet uitmaakt waar iemand ‘binnenloopt’), maar ook in de opdracht gevende rol aan onze samenwerkingspartners. Dit past ook in lijn van de aangenomen motie 23M45 (‘Integrale aanpak zorg, welzijn en werk en inkomen’). We werken aan een laagdrempelige en bereikbare overheid voor inwoners met meerdere hulpvragen door de integrale samenwerking tussen de domeinen Welzijn, Zorg, Werk en Inkomen te versterken. We willen mensen met meerdere hulpvragen beter bij kunnen staan en sneller kunnen helpen. Na een eerste verkennende fase zijn we nu aan de slag met de experimenten. Inwoners kunnen zo bijvoorbeeld bij een loket in een buurtcentrum in de wijk makkelijk terecht met hun vragen.

Ook worden cliënten nog te vaak langs diverse zorgaanbieders gestuurd. We willen deze versnippering tegen gaan en tot intensieve samenwerkingsnetwerken van zorgaanbieders voor deze cliënten komen. Op dit moment zetten we in op een  24/7 interventieteam voor complexe gevallen die ontstaan uit verward gedrag. Maar we willen ook efficiënte verbeteringen in de rest van de keten zoals richting Beschermd Wonen, Beschermd Thuis, Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang.

Denkrichting 2:  We werken preventief en vanuit positieve gezondheid
We zetten in op preventie door versterking van de sociale basis. Daarbij moeten we kiezen wat we verstaan onder de sociale basis; wat is in iedere wijk minimaal nodig? Met deze basis kunnen de meeste inwoners zichzelf helpen waarmee we de beweging maken van het individu naar het collectief en van het gebruik van individuele - naar collectieve voorzieningen. Ook maken we met onze partners de beweging van curatie naar preventie (‘meer normaliseren, minder medicaliseren’) door samenwerking tussen het sociaal domein en het zorgdomein via het Integraal Zorgakkoord, het Gezond en Actief Leven Akkoord en de Hervormingsagenda Jeugd.

Om die reden transformeren we ook ons welzijnsbeleid. We zetten in op een welzijnsaanbod dat doelgericht koerst op het voorkomen van onveiligheid, overlast, ongelijke kansen en ongezondheid. Met het aanbrengen van deze focus ontdubbelen we ons aanbod. Een goed voorbeeld waar dat de dienstverlening ten goede gaat komen, is het jongerenwerk. Door eenduidig opdrachtgeverschap en scherpere interne afstemming voorkomen we dat onze partners overvraagd worden en extra kosten door de administratieve druk. Deze beweging moet ertoe leiden dat we met onze strategische partners in het welzijnsdomein meerjarige afspraken kunnen maken. Zo zetten we samen preventie stevig voorop. Naast preventie gaan we uit van “positieve gezondheid” .  We richten ons samen met onze partners op initiatieven die versterkend zijn in het nemen van “eigen regie op gezondheid en eigen leven” door alle inwoners. Dit bevordert een veerkrachtige samenleving en voorkomt meerkosten (bijv. in de curatieve zorg) aan de achterkant. In deze beweging is een belangrijke rol weggelegd voor bijv. het onderwijs en organisaties op het gebied van welzijn, cultuur, veiligheid en sport.  Ook maken we de beweging “naar de voorkant” door samenwerking tussen het sociaal domein en het zorgdomein via het Integraal Zorgakkoord, het Gezond en Actief Leven Akkoord en de Hervormingsagenda Jeugd.

Denkrichting 3: We werken gebiedsgericht en richten ons op doelgroepen
In een aantal wijken biedt de sociale basis (die we nader met elkaar moeten definiëren) in de toekomst voldoende ondersteuning. Daar waar dat niet het geval is, omdat de problemen van onze inwoners te complex zijn of achterstanden groot, zetten we extra in. Dit doen we o.a. via het Nationaal Programma Arnhem-Oost.  In deze wijken investeren we boven op de basis een collectieve aanpak om de leefbaarheid op peil te houden. Deze bestaat uit initiatieven van inwoners en partners. We zoeken hierbij steeds naar wat er nodig is in de wijk om de benodigde basis te blijven garanderen. Als gemeente zetten we een plus op de sociale basis waar dat nodig is.

Dit doen we gebiedsgericht en gericht op de doelgroep jeugd. Het Nationaal Programma Arnhem-Oost heeft als doel om de achterstanden op het gebied van onderwijs, werk & inkomen, wonen, gezondheid, leefbaarheid en veiligheid in de vijf wijken (Presikhaaf, Malburgen, Geitenkamp, Het Arnhemse Broek en Klarendal) aan te pakken. En voor de jeugd kiezen we voor de aanpak van knelpunten bij onze jeugd. We kiezen er dus voor om gericht te investeren in gebieden én in doelgroepen.

Denkrichting 4: We willen meer grip en regie op de markt en bevorderen ketensamenwerking
We gaan de negatieve prikkels van de marktwerking in de zorg  verder verminderen en waar mogelijk wegnemen. Daarnaast willen we juist de banden met een aantal partners versterken omdat ze cruciaal zijn voor de dienstverlening aan onze inwoners.

We moeten de toegang tot zorg en ondersteuning beter reguleren, niet alleen vanuit kostenoogpunt maar ook vanwege het personeelstekort. Zo moeten de verbindingen tussen het Sociaal Wijkteam en andere toegangskanalen voor zorg, zoals bijvoorbeeld huisartsen, versterkt worden. Ook gaan we kritisch kijken naar ons aanbod. Op sommige onderdelen in de zorg - bijvoorbeeld op het terrein van begeleiding - zijn op dit moment relatief veel aanbieders actief. Dit brengt, naast goede hulp, ook versnippering en dubbellingen met zich mee. Daarom zetten we in op stevige netwerken van een beperkt aantal aanbieders in onze wijken. Het gaat dan zowel om specialistische zorgaanbieders als om welzijnspartijen. Met deze aanbieders en de Sociale Wijkteams wordt een nieuwe werkwijze en manier van samenwerken ontwikkeld zodat inwoners snel en dichtbij huis de juiste hulp kunnen vinden en krijgen. Deze werkwijze moet er ook toe bijdragen dat de steeds groter wordende vraag naar zware jeugdzorg een halt wordt toegeroepen. Om het tij in de jeugdzorg te keren, willen we bovendien beter vinger aan de pols houden als het gaat om de duur van de zorgtrajecten van jongeren. Ook willen we meer zicht krijgen op het aantal maatwerkcontracten dat wordt aangevraagd. We zetten in op dat maatwerkcontracten voor ambulante zorg niet meer mogelijk is en dat maatwerkcontracten voor verblijf alleen mogelijk is als een wijkcoach betrokken is. Daarnaast doen we een beroep op de onderlinge solidariteit van inwoners die elkaar kunnen helpen. De Sociale Wijkteams hebben hierin een belangrijke rol om de juiste verbindingen te leggen voor inwoners.

We versterken onze opdrachtgeversrol richting onze partners vanuit de doelen in het sociaal domein. We doen dit richting alle gecontracteerde en of gesubsidieerde partijen op alle domeinen. Door het stimuleren van ketensamenwerking realiseren we dat partners elkaar versterken binnen het werkveld en voorkomen we overlap in aanbod van diensten. We kijken ook hoe we regionaal de krachten verder kunnen bundelen en elkaar kunnen versterken.

Belangrijke kanttekeningen en randvoorwaarden

Transformatierichtingen nodig om ongerichte maatregelen te voorkomen
Er zijn ook meer ongerichte, grovere richtingen denkbaar die besparingen opleveren. Denk aan allerlei budgetplafonds waarbij de zorg op een moment in het jaar ‘op’ kan zijn omdat die niet verder vergoed wordt. Of bijvoorbeeld het stoppen van het mogelijk maken van praktijkondersteuners bij de huisarts, of andere investeringen in preventie stoppen. Die zullen echter op een later moment leiden tot juist meest zorgkosten. De eerdergenoemde denkrichtingen zullen nodig zijn om een transformatie in het sociaal domein mogelijk te maken. Deze transformatierichtingen zijn wat ons betreft ook een goede manier om passende zorg mogelijk te maken voor de mensen die het hard nodig hebben en om die te kunnen blijven betalen. Ze passen in de beweging om de negatieve prikkels van marktwerking verder tegen te gaan en regie en grip terug te pakken.

Randvoorwaarden
Randvoorwaarde bij de verschillende denkrichtingen is een meer vernieuwende werkwijze die de denkrichtingen en de beweging richting transformatie in het sociaal domein verder ondersteunt. Onderdeel daarvan wordt gevormd door onder andere:

  • Nog meer datagedreven werken. We beschikken  als gemeente over veel relevante sturingsinformatie om te voorspellen en te monitoren. Dit  helpt ons om in het sociaal domein gerichter te werken aan onze doelen. Zeker voor preventie kan dat een uitstekend middel zijn om te weten waar we moeten inzetten en hoe.
  • Ruimte nemen voor innovatie. Voorbeeld hiervan is individuele hulp te vervangen door collectieve ondersteuning.
  • Leren van goede voorbeelden: veel gemeenten in Nederland lopen tegen dezelfde problemen aan. Wij gaan bij hen na wat zij doen o.a. om meer grip op de uitgaven in de zorg te krijgen en investeren hierin aan de voorkant vanuit een sterk en lerend netwerk.
  • Verhalen (narratieve benadering) vanuit ervaringsdeskundigen inzetten als instrument voor verandering .  We maken gebruik van ervaringsdeskundigen (bijvoorbeeld rond schulden en of verslaving), en gebruiken de verhalen om de systemen te veranderen.

Overige bijsturingen

Inleiding
Bovenstaande transformaties in het sociaal domein zijn om inhoudelijke redenen nodig en hebben ook financiële urgentie. Het sociaal domein raakt naast zorg (waaronder maatschappelijke opvang) en welzijn ook aan beleidsterreinen als onderwijs, sport, cultuur, opvang van vluchtelingen, gezondheid en veiligheid. Zij zijn allen van groot belang voor de basis van welzijn en geluk voor de inwoners van onze stad. Ook op deze terreinen geldt dat we moeten kiezen wat we belangrijk vinden voor Arnhem.  

Bestaanszekerheid
In de afgelopen jaren hebben we stevig geïnvesteerd om de bestaanszekerheid van onze inwoners te versterken. Een investering die ook invloed heeft op de gezondheid van mensen. Een investering in bestaanszekerheid levert daardoor gezondheidswinst op en helpt om het zorggebruik terug te dringen. Ook helpen we hiermee toekomstige generaties. Kinderen die opgroeien in kwetsbare omstandigheden lopen namelijk een verhoogd risico op het ontwikkelen van problemen, niet alleen tijdens hun jeugd maar ook op latere leeftijd. Daarnaast kunnen we door te investeren in bestaanszekerheid problemen van jongeren en daardoor het beroep op jeugdzorg verminderen. Inmiddels werpen onze investeringen hun vruchten af. Het aantal mensen in de bijstand daalt nog steeds en we bereiken meer Arnhemmers dan voorheen met onze aanvullende inkomensregelingen. Extra investeringen waren ook hard nodig omdat voor veel inwoners geldt dat zij onvoldoende inkomsten hebben om alle noodzakelijke uitgaven te betalen. Zij misten hierdoor kansen om volwaardig mee te kunnen doen.

We willen met ons armoedebeleid, en met de inzet van de Gelrepas, in het bijzonder de kinderarmoede tegengaan en generatiearmoede doorbreken en de kansen van onze inwoners vergroten. Via ons re-integratiebeleid activeren en ondersteunen we onze bewoners naar werk. De inzet van een breed pallet aan re-integratieinstrumenten op maat leidt tot een toename van duurzame uitstroom uit de bijstand. Hier anders mee omgaan of mee stoppen leidt zeer waarschijnlijk tot een verhoogde instroom in de bijstand en toenemende andere maatschappelijke kosten.

Met het project Verbeteren Inkomensregelingen verwachten we op langere termijn kosten ook steeds meer te besparen. Door meer mensen te bereiken dalen andere maatschappelijke kosten zoals zorg- en jeugdzorgkosten en bijvoorbeeld kosten veroorzaakt door overlast. Dit project vertragen of stoppen levert op korte termijn een voordeel op, op langere termijn verwachten wij hiervan nadelige (financiële) effecten. Door vergoedingen in de Bijzondere Bijstand te verlagen, subsidies te stoppen (bijvoorbeeld Stichting Leergeld), de loonkostensubsidie te stoppen, of bijvoorbeeld de Gelrepas te verschralen of stoppen kunnen besparingen worden gerealiseerd. Dit staat echter haaks op onze ambities om bewoners meer bestaanszekerheid en grotere kansen te bieden. Bovendien is de verwachting dat dit soort besparingen uiteindelijk leiden tot een verhoging van de kosten. Er ontstaat extra vraag bij andere regelingen en/of er zullen meer inwoners zich melden met financiële zorgen en problemen.

Onderwijs
Als gemeente Arnhem voeren we onderwijskansenbeleid uit van -10 maanden tot 27 jaar en zetten we samen met het onderwijs in op een passende plek voor elk kind. We richten ons op inclusief en passend onderwijs, een rijke schooldag en voor-tussen-na school, en een goede samenwerking tussen kinderopvang, basisschool, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs.  

Er zijn landelijk en ook in Arnhem signalen over toenemende achterstanden bij de instroom van kinderen op de basisschool, een afnemend niveau basisvaardigheden, druk op de taal- en schakelklassen en uitstroom in regulier onderwijs, toenemende complexiteit en aantal hulpvragen en oplopend verzuim in de groep tot 18 jaar. Dit komt boven op een groot tekort aan onderwijs- (en zorg) personeel met doorwerking in de hele keten. Naast onze inzet op wettelijke taken die we bekostigen met rijksgelden, zetten we samen met onze onderwijspartners extra in op een aantal prioriteiten. Zo zijn vroeg-signalering, ontwikkelrecht en passende kinderopvang in de voorschoolse periode belangrijke pijlers onder ons onderwijsbeleid. Net als vroeg-signalering van taal- en sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstanden van kinderen op het primair en voortgezet onderwijs. Voorkomen is immers beter dan genezen. Dit geldt ook voor ondersteuning van kinderen en jongeren die dreigen uit te vallen. De rijke schooldag en het voor-tussen-naschools aanbod levert een belangrijke bijdrage aan ons onderwijskansenbeleid. Onze bovengenoemde activiteiten schrappen of versoberen zou betekenen dat achterstanden (bij de jongste kinderen) te laat in beeld komen. Hoe later taal en ontwikkelingsachterstanden worden gesignaleerd hoe moeilijker het is om bij te sturen. Hoe meer kinderen met een achterstand instromen in het primair onderwijs, hoe groter de druk op de school en de docenten, en hoe groter de kans dat er een extra hulpvraag ontstaat en een beroep op jeugdhulp wordt gedaan. Dit werkt door in de hele keten, tot aan de aansluiting van school naar werk en daarna.  

Het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs 2029-2039 (IHP) is dienend aan ons onderwijskansenbeleid. Het helpt ons om het Arnhemse onderwijsveld de best mogelijke faciliteiten te bieden, zodat de onderwijspartners in staat zijn om onze kinderen en jongeren optimaal te kunnen faciliteren in hun ontwikkeling. Hoewel de investeringen voor een groot deel voortvloeien uit wettelijke taken, bevat het IHP ook beleidsrijke keuzes die zijn ingegeven vanuit de Arnhemse lokale situatie en lokale ambities. Het gaat dan bijvoorbeeld om het stimuleren van een gezond binnenmilieu, beweegvriendelijke groene schoolpleinen en de toegankelijkheid van gebouwen. Het afschalen van deze ambities levert financiële voordelen op, maar heeft nadelige gevolgen voor de kwaliteit van onze onderwijshuisvesting en dus op de omgevingen waarin onze kinderen en jongeren zich ontwikkelen. Bovendien voorzien we dat een aantal beleidsrijke toevoegingen op een later moment wettelijk verplicht zullen worden, waardoor we op een later moment weer met hogere kosten geconfronteerd kunnen worden als we ze nu niet opnemen in de uitvoering.

Sport
Het aantal inwoners in de stad dat overgewicht heeft stijgt, welvaartziekten vieren hoogtij en het merendeel van ons voedsel is ongezond. Kortom: er zijn veel uitdagingen als het aankomt op het stimuleren van een gezonde leefstijl voor onze inwoners. Sport en beweging zien we daarbij als een preventief middel dat hieraan kan bijdragen. Ons sportbeleid is dan ook primair gericht op het faciliteren van bewegen, waarbij het faciliteren van het bewegingsonderwijs een wettelijke taak is.
Daarnaast kiezen we er lokaal voor (net als de rest van Nederland) om zo goed mogelijk in te spelen op de behoefte van de inwoner die wil sporten en bewegen. Bijvoorbeeld door het faciliteren van sportvelden en zwembaden en deze te beheren en te exploiteren. Ook investeren we de laatste jaren meer in het bewegen in de openbare ruimte.

Voor zover er geen wettelijke verplichting is om deze in stand te houden, zouden we ervoor kunnen kiezen om de gemeentelijke sportaccommodaties te sluiten. Dit gaat om alle accommodaties behalve diegene die gebruikt worden door het primair onderwijs (de gymzalen en de sporthallen). Het openhouden van de sportparken, de zwembaden en de playgrounds is geen wettelijke verplichting en zou jaarlijkse ongeveer 12 miljoen opleveren. Dan zouden we alleen niet meer kunnen voldoen aan de ambitie om de sport in de stad te faciliteren, wat consequenties heeft voor het aantal inwoners dat voldoet aan de beweegrichtlijnen. Ook lopen bij eventueel sluiten van gemeentelijke locaties de kapitaallasten en personeelskosten door. Een andere optie is te stoppen met de ondersteuning van sportclubs. Deze ondersteuning betreft onder andere het ontwikkelen van een goed technisch kader, een pedagogisch verantwoord en positief sportklimaat, het aanbieden van trainingen en het professionaliseren van de aanbieder. Met het oog op de uitdagingen waarvoor verenigingen staan, lijkt ons dit onverstandig.  

Nationaal Programma Arnhem-Oost
Met het Nationaal Programma Arnhem-Oost willen we dat de huidige en nieuwe generaties in Malburgen, Presikhaaf, Klarendal, Geitenkamp en ’t Broek zich kansrijk en inclusief kunnen ontwikkelen tot zelfbewuste en (veer)krachtige burgers. We investeren samen met verschillende partners en ministeries om de achterstanden op het gebied van onderwijs, werk & inkomen, wonen, gezondheid, leefbaarheid en veiligheid in de vijf wijken van Arnhem-Oost aan te pakken. Alle interventies zijn gericht op een intensivering (vaker, meer of sterker), doorbraak (anders doen of organiseren, afwijken van de regel) of een innovatie (vernieuwende aanpak).  

In het Uitvoerings- en bestedingsplan 2024-2026 dat door de Alliantievertegenwoordiging is vastgesteld zijn de activiteiten voor drie jaar beschreven en vastgelegd. Na deze periode zijn er geen verplichtingen en zijn er tevens nog geen Rijksmiddelen beschikbaar. De middelen die in de gemeentebegroting zijn opgenomen - een reservering van 2,9 miljoen euro - zijn voornamelijk bedoeld om cofinanciering voor Rijksmiddelen te kunnen aanvragen die nodig zijn om de doelstellingen van het programma te realiseren. Dat zijn dus knoppen waaraan je zou kunnen draaien.
Dit zou wellicht kunnen leiden tot besparingen, maar tevens betekent het er minder Rijksmiddelen kunnen worden aangevraagd. De huidige cumulatie van uitdagingen blijft langer bestaan waardoor kosten op andere terreinen onverminderd hoog blijven.

Kunst en cultuur
Kunst en cultuur zijn het cement van de Arnhemse samenleving. Het zijn twee belangrijke elementen die Arnhem tot een aantrekkelijkere stad maken. Bovendien leveren ze een bijdrage aan de leefbaarheid in de binnenstad en de wijken. Ze brengen inwoners samen en verstrekken de onderlinge verbondenheid. Onze inzet is er op gericht dat kunst en cultuur beschikbaar zijn voor alle Arnhemmers. Daarom werken we met ons beleid aan de versterking van het culturele aanbod, waaronder podiumkunsten, musea, beeldende kunst en creatieve industrie. We willen zoveel mogelijk mensen laten meedoen; elk Arnhemmer, ongeacht zijn, haar of hun achtergrond of leeftijd, moet kunnen meedoen met en genieten van het bruisende en diverse aanbod dat onze stad te bieden heeft. We werken toe naar een grotere cultuurdeelname van jeugd en ouderen en investeren in zowel het topsegment, makers als breedtekunst en -cultuur. We zorgen dat talent zich kan ontwikkelen en ondersteunen amateurskunstverenigingen.

Desondanks staat de culturele sector sinds de coronaperiode onder grote druk. Dit komt met name door de stijgende lasten en fair pay. De meeste instellingen hebben geen sluitende begrotingen voor 2024 ingediend of hebben dit enkel kunnen doen door hun reserves in te zetten. Dit is voor de komende jaren niet houdbaar. Het feit dat we de stijgende kosten niet kunnen compenseren als gemeente betekent al een verschraling van het culturele aanbod.

Het verder verminderen of schrappen van subsidieregelingen en programmabudgetten zal dan ook grote gevolgen hebben op het culturele middensegment en de makers in de stad. Voor het culturele klimaat en onze inwoners is juist deze brede culturele humuslaag van belang. Ook het minder of niet meer subsidiëren van grote instellingen zal een grote impact hebben, omdat zij juist van belang zijn voor zowel het topsegment als voor Arnhem als cultuurstad in de breedte. Daarbij spelen deze grote instellingen een rol in de aantrekkelijke (vestigings)plaats voor bedrijven, bezoekers en natuurlijk onze inwoners. Een andere mogelijke optie is het stopzetten van het project Stadstheater. Dit project is noodzakelijk omdat het huidige stadstheater kampt met fors achterstallig onderhoud en het bezoekers en artiesten niet de optimale theaterbelevenis kan geven die wel hoort bij deze tijd. Dit zal grote gevolgen hebben voor Arnhem als cultuurstad, aangezien we dat een stad zullen zijn zonder een groot theater. Dit betekent ook dat we Rijksgesubsideerde gezelschappen zoals Introdans en Oostpool geen (groot) podium meer kunnen bieden. Bovendien heeft dit gevolgen voor de gebiedsontwikkeling.

Asiel en vluchtelingen
In een onrustige wereld wil Arnhem een rechtvaardige en gastvrije stad zijn die vluchtelingen van waar ook ter wereld een veilige haven biedt. Daarom telt onze stad op dit moment zo’n 3000 opvangplekken, waar Oekraïners en andere vluchtelingen ruimhartig worden opgevangen. Nieuwkomers heten wij welkom in Arnhem; we helpen hen met wonen, werken, geld, opleidingen, sport en gezondheid zodat ze mee kunnen doen in onze Arnhemse samenleving. Daarnaast zetten we ons in om de leefsituatie van mensen zonder verblijfsdocumenten te verbeteren.
Binnen de asiel en vluchtelingenportefeuille vallen vooral wettelijke taken waaraan wij als gemeente uitvoering moeten geven. Zo heeft elke gemeente de wettelijke opdracht om een bepaald aantal opvangplekken voor vluchtelingen en Oekraïners te faciliteren en statushouders te huisvesten. In Arnhem zitten we boven het aantal vluchtelingen dat wij moeten opvangen conform de zogeheten spreidingswet (wel met tijdelijke in plaats van permanente plekken), maar kiezen we ervoor om meer te doen omdat we een gastvrije stad zijn en de opvang in Arnhem goed gaat. Het COA betaalt de kosten hiervoor. Bij de opvang van Oekaïners voldoen we bijna aan de taakstelling, de kosten die we hiervoor maken worden vergoed door het kabinet. Bij de huisvesting van statushouders hebben we – zoals bijna alle gemeenten een achterstand, vanwege de grote toename aan vraag en beperkt aanbod van sociale huurwoningen. Het is wel onze ambitie om samen met de corporaties deze achterstanden dit jaar in te lopen. Dit levert geen financieel voordeel op.

Zodra vluchtelingen een status hebben, starten zij met een inburgeringstraject conform de Wet Inburgering 2021; in Arnhem noemen wij hen nieuwkomers. Als gemeente moeten wij hen begeleiding geven zodat ze succesvol kunnen meedoen aan de Arnhemse samenleving, bij voorkeur door het verrichten van betaald werk. Zowel voor nieuwkomers als statushouders onder de oude wet (oudkomers) spannen wij ons maximaal in. Hierbij voorzien we in een doorgaande lijn vanaf dag één tot aan het thuis voelen in onze stad. Voor deze inburgering krijgen we een vergoeding van het Rijk, die op dit moment onvoldoende is om het aantal nieuwkomers dat iedere regisseur bij bureau nieuwkomers begeleidt behapbaar te houden. Daarom kiezen we ervoor om de komende jaren hier geld uit de bestemmingsreserve voor in te zetten (zie eerder in deze Perspectiefnota).

Bovenop deze wettelijke verplichtingen, spannen we ons in om vluchtelingen in Arnhem zo goed mogelijk te begeleiden en te ondersteunen bij hun deelname aan onze samenleving. Hierop bezuinigen zou betekenen dat we wel mensen opvangen maar daarbij minimaal voorzieningen voor hen hebben. Dit zal op den duur veel nadelige effecten hebben op onze stad en de personen zelf. Ook zal de impact op andere domeinen, zoals de participatiewet, zorg en welzijn groot zijn.

Veiligheid
Veiligheid is een basisvoorwaarde, het is de grond onder onze voeten. Het is een noodzakelijke voorwaarde voor ontplooiing en een gevoel van welzijn en vrijheid. Onveiligheid en overlast raakt mensen direct in de essentie van hun bestaan. Het is ons doel om overlast en criminaliteit in Arnhem te voorkomen en tegen te gaan. Het Arnhems misdaadcijfer (65,9 misdaden per 1.000 inwoners in 2022) moet omlaag. Liefst naar nul, maar in ieder geval naar het landelijk gemiddelde (45,5). Dit doen we door kwetsbare plekken fysiek aan te pakken, overlast te beëindigen, mensen die overlast veroorzaken aan te pakken en zorg te bieden, beroepscriminelen te weren, radicalen en relschoppers aan te pakken en kwetsbare kinderen en jongeren een alternatief te bieden. Door inspanningen en resultaten zichtbaar te maken, laten we inwoners en bezoekers zien dat Arnhem een fijne en veilige stad is.

Een groot deel van de begroting van Veiligheid wordt besteed aan noodzakelijke taken die tot doel hebben de kerntaak van de overheid uit te voeren. Denk aan de brandweer en de aanpak in het Zorg- en Veiligheidshuis van geëscaleerde problematiek die kan leiden tot acute veiligheidsproblemen op straat. Ten aanzien van de besteding van dit geld worden externe partners ingezet, waarmee afspraken zijn gemaakt. Hierop bezuinigen heeft een direct effect op de veiligheid van Arnhemmers en maakt ons een onbetrouwbare partner in het veiligheidsnetwerk.
Een relatief klein gedeelte van de veiligheidsbegroting is beïnvloedbaar. Indien we daarop structureel significant bezuinigen, brengen we de veiligheidswerkzaamheden terug tot het strikt noodzakelijke (de zogenoemde nachtwakersstand). Dan voeren we enkel nog coördinatie ten behoeve van een veilige openbare orde (evenementen, demonstraties en manifestaties), crisisbeheersing, de uitvoering van burgemeestersbevoegdheden (bijv. sluiten van panden) en brengen we de handhavingscapaciteit terug tot een bare minimum. Daarmee beëindigen we de aanpak van overlast op kwetsbare plekken, stoppen we met alle vormen van preventie, laten de zorg- en veiligheidspartners aan zichzelf en elkaar over, stoppen het tegengaan van de georganiseerde (drugs)misdaad, criminelen in de zorg en mensenhandel en laten voorlichting en weerbaarheid inzake digitale criminaliteit vallen. Meer jongeren zullen in de handen vallen van de ronselaars van de georganiseerde criminaliteit, de aanzuigende werking van criminelen of overlast gevende jeugdgroepen zal ongeremd plaatsvinden. Tevens zullen veel meldingen van burgers of incidenten in de stad geen aandacht meer kunnen krijgen en niet van de noodzakelijke nazorg kunnen worden voorzien. Cruciale partners als politie, die nu al kampen met capaciteitsproblemen en moeilijke keuzes moeten maken, zullen overbelast worden en nog meer enkel op incidenten kunnen acteren. Gewone Arnhemmers zullen op dagelijkse basis de gevolgen gaan voelen van een overheid die er niet meer voor hen is.

Hiermee valt Arnhem terug tot ver voorbij het meest basale veiligheidsniveau, terwijl de Staat van de Stad duidelijk laat zien dat we nog maar aan het begin staan om Arnhem van de verkeerde lijsten te krijgen. In het licht van de complexe, polariserende ontwikkelingen in de samenleving die we nu al zien zullen we eerder vaker dan minder vaak in actie moeten komen om in Arnhem veilige demonstraties te kunnen blijven houden en de vitale, vrije samenleving in Arnhem te behouden.

Deze pagina is gebouwd op 04/23/2024 13:34:36 met de export van 04/23/2024 11:34:20