Home

Opties voor fundamentele bijsturing

Arnhem ontwikkelt zich in een rap tempo en zal de komende jaren nog flink groeien. De opgaven voor de toekomst in het fysieke domein zijn groot en vragen om forse investeringen. Als stad hebben we de taak om tegen 2040 maar liefst 14.000 extra woningen te realiseren, wat betekent dat we te maken krijgen met steeds meer inwoners die hetzelfde gebied met elkaar zullen moeten delen. Voor al deze mensen is het essentieel dat we voldoende werkgelegenheid creëren in de nabijheid van de nieuwe woongebieden die we met elkaar maken. Willen we de verdichting van onze stad laten slagen, dan zijn veranderingen in mobiliteit en de verdere vergroening van onze stad essentieel. Ook zullen we de stad op zo’n wijze moeten inrichten dat we goed kunnen omgaan met veranderende weer- en klimaatomstandigheden en zullen we de overgang naar een duurzame energie moeten maken. Omdat we onze stad niet alleen delen met mensen, dienen we bovendien keuzes te maken die rekenschap geven van het welzijn van dieren.

Onze activiteiten en investeringen in het fysieke domein zijn gericht op het maken van Arnhem tot een stad die niet alleen op de korte termijn, maar vooral ook op de lange termijn, toekomstbestendig, groen en leefbaar is. We constateren hierbij dat het steeds complexer wordt om de groei van de stad vorm te geven. We hebben te maken met een grote opgave, maar met schaarse, beperkte ruimte. Omdat we geen overvloed aan ruimte hebben om alle noodzakelijke functies gemakkelijk in de stad in te passen, kunnen we het maar één keer goed doen. We zullen veel functies (werken, wonen, recreëren, natuur) moeten toevoegen ín de bestaande stad en blijvend naar manieren zoeken om functies op verstandige wijzen met elkaar te mengen. Dit vergt een integrale benadering, die gebiedsontwikkelingen prijzig en moeilijk maakt. Omdat binnen de gemeente niet altijd voldoende mensen en middelen beschikbaar zijn om alles tegelijkertijd op te pakken, zullen we de groei van de stad haalbaar en realistisch moeten plannen.

Zonder voldoende structurele en incidentele middelen zullen onze inspanningen aanzienlijk worden belemmerd. Dat laat onverlet dat we uiteraard wel de vrijheid hebben om taken niet meer uit te voeren, ambities aan te passen en/of om projecten te temporiseren. De investeringen in het fysieke domein zijn vaak aanzienlijk en ragen naast een structurele dekking voor kapitaal, afschrijvingen en beheers- en onderhoudskosten bij gebiedsontwikkelingen ook vaak om incidentele middelen die vrij kunnen vallen wanneer deze ontwikkeling niet doorgaat. In dit onderdeel van de Perspectiefnota brengen we in kaart welke maatregelen binnen het brede fysieke domein getroffen kunnen worden om een eventueel tekort vanaf 2026 te verminderen. In dit deelhoofdstuk zullen we dat doen aan de hand van de onderstaande vijf thema’s. Deze thema’s zijn gekozen omdat ze binnen het fysieke domein de grootste beïnvloedbare financiële posten bevatten. We omschrijven kort welke beïnvloedingsmogelijkheden er zijn, maar ook wat de gevolgen zijn van het activeren van mogelijke ombuigingsmaatregelen.

  1. Woningbouw, gebiedsontwikkelingen en vastgoed
  2. Mobiliteit;
  3. Duurzaamheid/energie;
  4. Economie.
  5. Openbare ruimte

1. Woningbouw, gebiedsontwikkelingen en vastgoed
Arnhem staat voor flinke opgaven op het gebied van wonen. We hebben in onze stad te maken met een groot woningtekort. De woonopgaven voor Arnhem liggen echter niet enkel in de aantallen, maar ook, en bovenal, in de kwaliteit en de leefbaarheid van onze woningen en wijken. De komende jaren moeten er desalniettemin veel woningen worden bijgebouwd om de woonbehoefte bij te benen. In het recentste woonbehoefteonderzoek (2023) is berekend dat er tot 2030 zo’n 11.550 woningen bij moeten komen en 14.000 tot 2040. Om voldoende woningen te realiseren dient er meer geprogrammeerd te worden dan dat de woonbehoefte is. Er is namelijk een reële kans dat plannen in zijn geheel uitvallen of dat de voorziene aantallen woningen in plannen niet gerealiseerd kunnen worden.

 De woonbehoefte van de 14.000 woningen valt uiteen in verschillende categorieën. De behoefte bestaat voor 72% uit sociale en betaalbare woningbouw (met name sociale huur en betaalbare koop) en voor 28% uit duurdere koop. In de Woonvisie is de ambitie opgenomen dat het huidige aandeel sociale huur (35%) niet daalt. In de Woondeal zijn afspraken gemaakt tussen de gemeente, de GMR, de provincie en het Rijk over te realiseren woningen. Minimaal 66% dient ‘betaalbaar’ te zijn.

In onze planvoorraad zitten op dit moment zo’n 18.000 woningen. Hierbij maken we een onderscheid tussen harde plannen (ongeveer 4500 woningen) en zachte plannen (ongeveer 13500 woningen). Voor harde plannen is een omgevingsvergunning verleend en/of een bestemmingsplan vastgesteld en/of een anterieure overeenkomst getekend. De afgelopen jaren hebben we veel zachte plannen weten toe te voegen. Omdat vooral in de zachte plannen die afgelopen jaren zijn toegevoegd veel sociale en betaalbare woningen worden voorzien, weerspiegelt de planvoorraad steeds meer de kwalitatieve woonbehoefte. Op dit moment zit er in de harde planvoorraad voor 29% aan sociale huurwoningen en is 7% betaalbare koop. Tel je hier de zachte plannen bij op, dan ontstaat een gunstiger beeld; ongeveer 35% van de totale planvoorraad bestaat uit sociale huur en 17% uit betaalbare koop. Dit komt met name door Rijnpark, waar het grootste deel van de nieuwbouwwoningen is gepland en uitgegaan wordt van 40% sociale huur en 20% betaalbare koop.

Om beter regie te houden op woningbouwontwikkelingen en gemeentelijke ambities te realiseren voeren we sinds enkele jaren actiever grondbeleid en maken we actiever gebruik van eigen posities.
Er kunnen financiële voordelen worden behaald uit het stoppen of aanpassen van de inzet in onze eigen projecten.

Over het algemeen geldt dat ruimtelijke ontwikkelingen met gemeentelijke middelen financieel beïnvloedbaar zijn;

  1. door ze te stoppen;
  2. door de beleidsuitgangspunten te wijzigen, waarbij veelal geldt dat positieve financiële voordelen behaald kunnen worden, door:
  • het percentage sociale huur naar beneden bij te stellen;
  • te verdichten en meer woningen toe te voegen;
  • het kwaliteitsniveau van de openbare ruimte naar beneden bij te stellen;
  • in mindere mate in te zetten op gebouwde parkeervoorzieningen, maar op parkeren op het maaiveld.

De potentiële financiële voordelen die behaald kunnen worden zijn hoofdzakelijk incidenteel. Bij een aantal projecten leidt het stopzetten of het aanpassen van ambities tot een negatief financieel effect. Bij deze projecten zijn reeds verplichtingen aangegaan. Gronden zijn bijvoorbeeld al uitgegeven, er is al aanbesteed of er is al een overeenkomst gesloten. Bij enkele projecten is het potentiële financiële voordeel nihil. Voor een aantal projecten of gebiedsontwikkelingen kan het stopzetten óf het aanpassen van ambities wél positieve financiële aspecten hebben. De projecten waarbij stopzetten of het aanpassen van ambities leidt tot financiële voordelen zijn, op volgorde van de grootste effecten: Spoorzone (Rijnpark, Schaapsdrift, Presikhaaf 3), Nijmeegseweg, Laarkwartier, Arnhem-West, Schuytgraaf, Kronenburg. Bij deze projecten worden in totaal meer dan tienduizend woningen gerealiseerd.

Hoewel financiële voordelen behaald kunnen worden door aan een van de bovenstaande ‘knoppen’ te draaien, zijn de maatschappelijke effecten vaak negatief: door parkeeroplossingen af te wentelen op het maaiveld, zou bijvoorbeeld ingeleverd moeten worden op het groen, de ruimtelijke kwaliteit en onze beleving van de stad. Door minder sociale huurwoningen te realiseren, neemt het aandeel sociale huurwoningen in onze stad verder af, zal de woningnood worden vergroot onder woningzoekenden met lage inkomens en met middeninkomens, en verkleinen we de verdeeldheid van de stad niet. Door woningbouwprojecten in zijn geheel stop te zetten vergroten we de wooncrisis en boeten we in op de kwaliteit van onze leefomgeving. We zien ons vooral voor een opgave gesteld om plannen richting de uitvoering te brengen, in plaats van projecten te stoppen. Met name bij Nijmeegseweg fase 1 en Kronenburg zijn er kansen om meer woningen toe te voegen. Echter, de woningaantallen die momenteel worden gehanteerd bij deze projecten zijn afgestemd met inwoners. Het zal waarschijnlijk tot weerstand leiden als bij deze plannen wordt ingezet op verdere verdichting.

We zien ons vooral voor een opgave gesteld om plannen richting de uitvoering te brengen, in plaats van projecten te stoppen of radicaal te wijzigen. Omdat we de komende jaren te maken hebben met minder middelen en een grote druk op de uitvoeringscapaciteit, dienen we dan ook vooral realistisch te plannen en prioriteren.

2. Mobiliteit
Onze groeiende stad vraagt om nieuwe mobiliteitskeuzes. Het vasthouden aan oude gewoonten resulteert niet langer in een optimale leefbaarheid, luchtkwaliteit, bereikbaarheid en ruimtegebruik. Het is tijd om anders te denken. Een verschuiving naar elektrische auto's alleen zal files, geluidsoverlast en andere milieuhinder niet oplossen. Het verminderen van (doorgaand) autoverkeer is dan ook essentieel voor een vitale stad. We stellen toegankelijkheid voorop en maken lopen, fietsen en het openbaar vervoer aantrekkelijker.

De manier waarop we de transitie vorm willen geven is opgenomen in het (aan de raad aangeboden, maar nog niet vastgestelde) Duurzaam Mobiliteitsplan (DMP). Naast het vergroten van de bereikbaarheid van de stad, zijn het tegengaan van verkeersoverlast en het bevorderen van schone lucht de hoofddoelen van onze inspanningen. In het DMP is een pakket maatregelen opgenomen om de stad de komende 20 jaar duurzaam bereikbaar te maken. Uiteraard kosten deze maatregelen geld. Hoewel we deze maatregelen met volle vaart zouden willen uitvoeren, kunnen we de planning van het DMP – met het oog op de financiële uitdadingen de komende jaren – temporiseren. We beschouwen de huidige financiële middelen voor mobiliteit als kaderstellend. In het Duurzaam Mobiliteitsplan zoals aan de gemeenteraad aangeboden hebben we hier al rekening mee gehouden. Verder(e) bezuinigen op de uitvoering van het DMP is mogelijk, maar dit betekent dat er maatregelen geschrapt of nog verder getemporiseerd moeten worden.

Ook andere aspecten binnen ons mobiliteitsbeleid zijn beïnvloedbaar: belangrijke posten hierbinnen betreffen de mogelijkheden om de gemeentelijke opbrengsten te verhogen door het verhogen van parkeertarieven en/of het versneld vergroten van het gebied voor de parkeerregulering.

Behalve de bovengenoemde opties om uitvoering van beleid te temporiseren en parkeertarieven te verhogen en het parkeerareaal te vergroten, besteden we jaarlijks een bedrag om ervoor te zorgen dat Gelrepas-houders voor een relatief laag bedrag gebruik kunnen maken van de bus. Deze regeling is een groot succes. Het stopzetten van een regeling zoals deze leidt tot een financieel voordeel, maar ontegenzeggelijk tot het vergroten van de mobiliteitsarmoede van een groot deel van onze inwoners.  

3.     Duurzaamheid/Energie
Klimaatverandering wacht niet, het is een urgente crisis die we willen aanpakken door een inclusieve energietransitie te omarmen, die voor iedereen haalbaar en betaalbaar is. Arnhem streeft ernaar om in 2050 een klimaatneutrale gemeente te zijn. We omarmen een circulaire benadering in ons gebruik van grondstoffen en afval, met duurzaamheid en welzijn als leidraad. We focussen op versnelling en innovatie, waarbij we kwetsbare inwoners niet uit het oog verliezen, vooral gezien de stijgende energiekosten die een dringende aanpak vereisen.  

Om een aanzienlijke CO2-reductie te bereiken, richten we ons op energiebesparing in zowel de gebouwde omgeving als bij bedrijven. We richten ons naast het besparen van energie ook op het opwekken van duurzame elektriciteit en ontwikkelen met de stad en derde partijen alternatieve warmtebronnen als vervanging van aardgas. Instrumenten die Arnhem inzet om energie te besparen en meer opwek te realiseren zijn o.a. de Arnhemse Isolatieaanpak de Arnhemse Aanpak Energiearmoede. Hiernaast sluiten we Green Deals met bedrijven en maatschappelijke organisaties af, omdat daar ook aanzienlijke inspanningen nodig zijn en kansen liggen om zowel te besparen als duurzame energie op te wekken.

De (duurzame) ambities van de stad moeten worden gerealiseerd in een ‘nieuwe werkelijkheid’ waarin de beschikbaarheid van (meer) energie niet altijd meer kan worden gegarandeerd. Door congestie in de elektriciteitsnetten is het realiseren van een nieuwe elektriciteitsaansluiting niet langer vanzelfsprekend en moet worden gekeken naar alternatieven. Gelijktijdig biedt de netcongestie een kans voor de innovatiekracht die de stad heeft op het gebied van o.a. energieopslag en waterstof. Samen met deze partijen werken we aan structurele oplossingen voor netcongestie.  

Voor 2026 en verder is grofweg 3,3 miljoen aan structurele middelen per jaar beschikbaar. Deze kennen enkele verplichtingen en zijn voor grofweg 1 miljoen beïnvloedbaar. Voor 2026 is voor 7,8 miljoen aan incidentele Rijksmiddelen (CDOKE) en incidentele gemeentelijke middelen (Klimaatfonds) beschikbaar. Deze zijn vrijwel volledig beïnvloedbaar. Er is op hoofdlijnen een beeld van de behoefte in de verschillende thema’s zoals netcongestie, vervolg van de Arnhemse Isolatieaanpak en Energiearmoede, en de inzet op meer duurzame energiebronnen waaronder alternatieven voor aardgas. Er zijn echter nog geen keuzes in de begroting voor 2025 en verder gemaakt.  Vanaf 2027 zijn er geen incidentele middelen vanuit de gemeente of het Rijk meer beschikbaar. Vanaf 2027 is daarmee zo’n miljoen aan structurele middelen beïnvloedbaar.

Gelet op bovenstaande belemmert het verminderen van investeringen en bestedingen voor onze klimaat- en duurzaamheidsopgave onze inspanningen aanzienlijk. De klimaatdoelstellingen komen dan steeds verder uit beeld. Weliswaar zijn alle thema’s beïnvloedbaar, de impact van het draaien aan de verschillende knoppen verschilt. De knoppen zijn de thema’s die we kennen binnen Duurzaamheid zoals isoleren, energiearmoede, grootschalige opwek, alternatieven voor gas, netcongestie etc.

Draaien aan de knop van de aanpak energiearmoede of isolatie betekent minder investeren in de stad en derhalve minder ‘return on investment’ bij de meest kwetsbare doelgroep(en) van de stad. Daarbij een risico dat draaien aan deze knoppen resulteert in hogere uitgaven in de portefeuille bestaanszekerheid.  

Ook andere aspecten binnen Duurzaamheid zijn beïnvloedbaar. Er kan aan de knoppen ‘warmte als alternatief voor aardgas’ en netcongestie worden gedraaid. De impact zit hierbij in een beperkte voorbereiding op toekomstige ontwikkelingen. Zo wordt in 2024 en verder nieuwe wetgeving op het gebied van collectieve warmtenetten verwacht waar de gemeente een actievere rol in krijgt. Door te draaien aan deze knop wordt een goede voorbereiding lastiger. Niet inspringen op netcongestie kan resulteren in een passieve houding waarbij ontwikkelingen ons overkomen, we zijn dan passagier in een auto die door anderen wordt bestuurd.
Een belangrijke laatste knop is de beïnvloedbaarheid van de rol van de gemeente. We bewegen binnen duurzaamheid naar een regierol toe. Deze rol vereist meer financiële middelen dan een rol die gericht is op het creëren van verbinding en beweging.

4. Economie
Arnhem heeft de ambitie om een aantrekkelijke economische stad te zijn, met een gezonde, sterke en duurzame economie en voldoende banen. Daarvoor werken we aan verschillende onderwerpen waar op vrijwel alle onderdelen keuzes mogelijk zijn. De financiële middelen die voor economie beschikbaar zijn, zijn echter beperkt. Onze inspanningen worden voor een groot deel gefinancierd vanuit incidentele middelen.

Binnen onze economische activiteiten is de toeristenbelasting één van de beïnvloedbare ‘knoppen’ waar aan gedraaid zou kunnen worden om gemeentelijke financiële tekorten te verkleinen. Uit een benchmarkonderzoek blijkt dat gemeente Arnhem een relatief lage toeristenbelasting hanteert. We kiezen er al voor om de toeristenbelasting in geringe mate te verhogen. Er bestaat de mogelijkheid om deze verder door te zetten.

Om de kracht van de stad te versterken subsidiëren we diverse partijen die hieraan bijdragen door onder andere een netwerk op te zetten, innovaties aan te jagen en projecten te ondersteunen en tot uitvoer te brengen. Een aantal grotere partijen leveren hieraan een belangrijke bijdrage. Eén van die partijen is Stichting Citymarketing die in een netwerkorganisatie met veel partners werken aan de promotie van Arnhem. Een andere grote partner hierin is onze regionale toeristische marketingorganisatie, waar we vanuit de Groene Metropoolregio aan deelnemen. Deze partijen zijn afhankelijk van subsidiebijdragen. Als we het subsidiebedrag zouden verlagen, zal het moeilijker worden om - in gezamenlijkheid - Arnhem goed op de kaart te zetten.

5. Openbare ruimte
De openbare ruimte is van en voor iedereen. De openbare ruimte geeft onze stad vorm en kleur en draagt bij aan hoe onze stad functioneert en hoe we hem beleven.

Bij de investeringen in de openbare ruimte laten we ons leiden door landelijke wetgeving en door onze eigen lokale ambities. De investeringen die we doen in de openbare ruimte richten zich primair op het in stand houden van bestaande functies. Als gemeente hebben we de vrijheid om onze investeringen in de openbare ruimte naar beneden of naar boven bij te stellen. Er geldt echter wel een ondergrens. Zo moet de veiligheid van gebruikers van de openbare ruimte geborgd zijn, moet de hoofdstructuur goed blijven functioneren en moeten we kapitaalvernietiging voorkomen. Dat laatste is aan de orde als onderhoud zo lang wordt uitgesteld dat het latere herstel per saldo tot hogere kosten leidt (doordat dan zwaardere/duurdere maatregelen nodig zijn).

Als stad zullen we ons ook moeten verhouden tot de biodiversiteitscrisis. De openbare ruimte moet niet enkel meer ‘schoon, heel en veilig’ zijn, maar uitgaan van natuurlijke systeem, waarbij we er rekening mee houden dat alles elkaar nodig heeft om in stand te blijven, en waarbij meer ruimte voor natuur essentieel is.

Als we kijken naar mogelijke aanpassingen van het ambitieniveau in de openbare ruimte, kan dat via zes ‘knoppen’:

  1. Het aanzicht van de stad. Een deel van de investeringen in de openbare ruimte komt ten goede aan het aanzicht van de stad. Het gaat hierbij over aankleding en verfraaiing, en betreft zaken zoals het maken en onderhouden van bloemperken en bloembakken; de aanlichting van gebouwen en kunstwerken; fonteinen; en uitleg over cultureel erfgoed (straatnamen) etc.
  2. Dagelijks onderhoud: Het is mogelijk om (verder) in te leveren op de uitstraling van de stad door bijvoorbeeld minder zwerfvuil te ruimen, prullenbakken weg te halen, geen graffiti meer te verwijderen en minder gras te maaien. Dit betreft het zogenaamd onderhoud. Hierbij geldt wel dat er voor het dagelijks onderhoud vaak meerjarige contracten zijn afgesloten. Er zijn daarmee beperkingen aan het afbouwen van taken. Verder moet hier worden opgemerkt dat, behalve in het centrum, het huidige onderhoudsniveau in de Arnhemse wijken al laag is (basisniveau).

Bij bovengenoemde zaken is een keuze om dit stadsbreed te doen of bepaalde gebieden te ontzien, bv de Arnhem-Oost wijken.

  1. Groot onderhoud. Uitstel van onderhoud leidt op korte termijn tot besparing van kosten, maar op langere termijn tot hogere kosten omdat de maatregelen die dan genomen moeten worden vaak veel duurder zijn. Hier ligt dus kapitaalvernietiging op de loer. Dit speelt vooral bij groot onderhoud van wegen. Ingrijpen doen we hier al op het economisch gunstigste moment (rationeel wegbeheer).
  2. Vergroenen : Arnhem is al een groene stad. Dat is goed voor mensen, die hiervan kunnen genieten, en voor de dieren in de stad. Ook in het vergroenen van de stad kan het ambitieniveau worden bijgesteld. En ook hierbij is differentiatie denkbaar. Zo zouden we meer kunnen bezuinigen in het buitengebied dan in de stad en kunnen we er in het stedelijk gebied voor kiezen om minder veerkrachtige en/of versteende wijken te ontzien.
  3. Bewonersinitiatieven in de openbare ruimte: Om middelen te besparen, zou ervoor gekozen kunnen worden om minder in te spelen op wensen van bewoners door (tijdelijk) geen bewonersinitiatieven die zich richten op de openbare ruimte te ondersteunen.
  4. Service- en dienstverleningsniveau: We vinden het belangrijk om als gemeente dienstbaar en wendbaar op te treden. Het is echter mogelijk om het service- en dienstverleningsniveau naar beneden te brengen door minder snel te reageren op FIXI-meldingen en andere verzoeken. Door minder in te spelen op individuele verzoeken verlagen we de toegankelijkheid en dienstverlening van de gemeente. Dat zal bij veel van onze inwoners leiden tot onvrede.

Tot slot: een fors deel van de budgetten voor de openbare ruimte heeft betrekking op riolering en afval. De uitgaven voor deze onderdelen zijn gekoppeld aan de afvalstoffenheffing en de rioolheffing. Verlaging van de kosten leidt daarmee tot verlaging van de heffing maar levert per saldo geen ruimte op in de begroting

Deze pagina is gebouwd op 04/23/2024 13:34:36 met de export van 04/23/2024 11:34:20